National Geographic

2022-03-19 07:35:45 By : Ms. Eileen Zhu

De eerste astronauten op de Mir noemden het ruimtestation ‘Dragonfly’ (‘Libelle’), en op deze foto die in 1995 vanuit de spaceshuttle Atlantis werd genomen, is goed te zien waarom. De aangedokte ontsnappingscapsule Sojoez is links te zien, de eveneens aangedokte vrachtcapsule Progress uiterst rechts.

Er was nog voor 24 minuten aan zuurstof aan boord van het ruimtestation ‘Mir’. Michael Foale voelde het wegvallen van de luchtdruk aan zijn trommelvliezen, terwijl de zuurstof door een gat in de romp de ruimte in siste.

Hij zat alleen in de ontsnappingscapsule van de Mir – van het type Sojoez – en wachtte op zijn mede-bemanningsleden, twee Russische kosmonauten. Maar de Russen probeerden koortsachtig de plek te vinden waar de lucht ontsnapte om die vervolgens hermetisch af te sluiten. De schade aan de romp was kort daarvoor ontstaan toen een onbemande bevoorradingscapsule tegen een van de verbindingsmodules was gebotst waaruit de Mir was opgebouwd.

Wachtend in de donkere Sojoez, die geen eigen stroomvoorziening had, herinnerde Foale zich wat hij tijdens zijn training had geleerd: als er minder dan een halfuur aan zuurstof over was, was het tijd om het ruimtestation te verlaten. 

De minuten tikten weg. Nog steeds geen spoor van de kosmonauten, hoewel Foale ze in het Russisch kon horen roepen. “Het was duidelijk dat die twee niet zouden vertrekken,” vertelt hij.

Op dat moment was het elf jaar oude ruimtestation, vijf jaar ouder dan was voorzien, op sterven na dood. Maar de Russische bouwers ervan zouden alle mogelijke oplossingen behalve kauwgum bedenken om het station nog vier jaar in zijn omloopbaan rond de aarde te behouden. Uiteindelijk lieten ze hun geliefde Mir op 23 maart 2001 naar de atmosfeer afzakken, waar het als een gloeiende vuurbal boven de zuidelijke Stille Oceaan opbrandde.

Het idee voor de Mir stamde nog uit de sombere dagen waarin de Sovjet-Unie moest accepteren dat de Amerikanen op de maan waren geland. Vastbesloten om hun gebutste imago op te poetsen richtten de Sovjets zich op het bouwen van ruimtestations. Hun doel was om het ‘buitengebied’ van de aarde permanent te gaan bewonen en daar uitgebreide experimenten op het gebied van gewichtloosheid uit te voeren en – belangrijker nog voor het Sovjet-leger – het oppervlak van de planeet in alle detail te observeren. 

In 1972, acht maanden voordat de laatste Amerikanen op de maan zouden rondwandelen, lanceerden de Sovjets hun eerste, rudimentaire ruimtestation, de Saljoet 1. Veertien jaar later werd de Mir het eerste modulaire ruimtestation, waarbij tijdens opeenvolgende missies gestaag nieuwe modules aan het basisblok werden toegevoegd, in totaal zes stuks.

In de VS wilde de NASA maar al te graag haar eigen ruimtestation. Maar omdat het Spaceshuttle-programma het grootste deel van het budget van de ruimtevaartorganisatie opslokte, was de enige hoop op verwezenlijking van dat plan een samenwerkingsverband met een partner. Die partner werd de Sovjet-Unie. 

Helaas hadden de Sovjets zelf grote moeite om hun ruimtevaartprogramma te bekostigen. Toen de Russische economie in 1989 instortte, draaide de Mir enige tijd rond de aarde zonder dat duidelijk was hoe en wanneer de bemanning naar huis gebracht zou worden.

Desalniettemin maakten Rusland en de VS in 1993 gezamenlijk de plannen voor een Internationaal Ruimtestation, het International Space Station (ISS), wereldkundig. Op papier zouden beide landen het station financieren en bemannen. Het akkoord zorgde ervoor dat het ISS van start ging, maar het leidde ook tot jaren van listige geldtrucjes van de NASA, die vanaf het begin wist dat de krap bij kas zittende Russen nooit van z’n leven hun deel van de kosten zouden kunnen dragen.

“Het Amerikaanse Congres maande de NASA in alle toonaarden om de Russen geen geld te geven,” zegt Joseph Gutheinz, destijds een hoge NASA-ambtenaar die voor de Amerikaanse Rekenkamer werkte. “Maar ze konden de Russen natuurlijk wel compenseren voor geleverde diensten. Op die manier betaalden wij honderden miljoenen dollars voor het voorrecht om onze astronauten aan boord van de Mir te laten meevliegen.”

(Bekijk ook: 5x bijzondere gebeurtenissen in de ruimte)

Gutheinz is inmiddels strafpleiter, maar destijds zat hij op de eerste rij terwijl de NASA de ene na de andere astronaut naar de Mir stuurde, ook al was het station een nachtmerrie van lekkende pijpen, kortsluitende elektronica en woekerende schimmels. 

“Ik hoorde steeds hetzelfde,” vertelt hij. “De enige reden waarom wij al dat geld naar Rusland doorsluisden, was dat zij daardoor hun schema voor het ISS konden bijhouden.”

Al met al stopte de VS anderhalf miljard dollar in het Russische ruimtestation, wat de vraag opriep hoe de Amerikanen op hun ruimtevaartprogramma ‘bespaarden’ door met hun voormalige aartsvijand samen te werken.

De eerste drie Amerikaanse astronauten die in 1995 en 1996 aan boord van de Mir vlogen – Norman Thagard, Shannon Lucid en John Blaha – ondervonden betrekkelijk weinig problemen. De arts Jerry Linenger verwachtte ongetwijfeld hetzelfde toen hij in januari 1997 met de spaceshuttle naar de Mir vloog. Maar minder dan een maand later kwam hij akelig dicht bij het moment waarop hij het allereerste dodelijke Amerikaanse slachtoffer in de ruimte zou worden.

Terwijl we het langgerekte, lage gebouw achter de ‘Tommy Bartlett Exploratory’ – een kindermuseum en toeristische attractie in het stadje Wisconsin Dells in Wisconsin – binnengaan, dartelt een zwerm achtjarige kinderen om ons heen. Als mijn ogen zich aan het duister hebben aangepast, word ik de vervaarlijke en vreemd ongerijmde aanwezigheid van een op zijn kant liggende Mir gewaar.

Het lange gevaarte dat verderop in het donker vervaagt, is geen namaak. Het gaat om een echte centrale verbindingsmodule van het ruimtestation, een van de drie basisblokken die door de Sovjets werden gebouwd (een andere bewaard gebleven module ligt opgeslagen in een Russisch pakhuis). De module begon zijn lange reis naar Wisconsin toen iemand namens een Russische handelaar een zeldzame auto wilde verkopen aan wijlen Tommy Bartlett, de eigenaar van de Exploratory. Bartlett kocht echter niet de auto, maar iets anders dat de man ook te koop aanbood: dit brok Russische ruimtevaartgeschiedenis.

In zijn hoogtijdagen was de Mir het grootste, door mensenhand vervaardigde object in de ruimte. Deze centrale verbindingsmodule is zo groot als een stadsbus en heeft een luchtsluis die destijds naar een eenheid met nog eens vijf sluizen leidde, die op hun beurt naar vijf aparte modules zouden voeren. 

(Lees ook: 15 verbluffende foto's van Scott Kelly's jaar in de ruimte)

Aan een van de wanden van de module hangt een gitaar die aan boord van de Mir meeging om de bemanning van enige gezelligheid en vermaak te voorzien. In de buurt hangen een paar flinke tanks, de zuurstofgeneratoren van de Mir. In de apparaten werden capsules met lithiumperchloraat verbrand om zuurstof te produceren. Inderdaad: verbrand. In een afgesloten en overvolle omgeving. In het vacuüm van de ruimte. Wat zou er mis kunnen gaan?

Op 23 februari 1997 ondervonden Linenger en zijn kameraden dat aan den lijve. Een van de generatoren vloog in brand, waardoor de Mir vol rook kwam te staan. De bemanningsleden konden amper een hand voor ogen zien en hadden moeite om hun gasmaskers op te zetten, waarvan sommige bovendien niet werkten. Toen ze brandblussers van de wanden probeerden te trekken, merkten ze dat sommige muurvast zaten.

“Rusland rapporteerde dat de brand negentig seconden had geduurd,” zegt Gutheinz. “Maar in werkelijkheid duurde het veertien minuten. Ook zeiden ze dat de kosmonauten het vuur hadden gedoofd, maar in werkelijkheid brandde het vuur gewoon uit.”

Linenger, arts in de Amerikaanse marine, behandelde de brandwonden van zijn collega’s. Hij schreef een rapport voor de NASA, maar vernam later geschokt dat de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie de Russische versie van het verhaal vrijwel geheel had overgenomen.

“De opvatting van de NASA was dat het voorval niet zo ernstig en een uitstekende training voor de ISS-bemanning was geweest,” zegt Gutheinz. “De Russen hadden de Amerikanen nooit verteld dat zich al eerder brandjes hadden voorgedaan.”

Minuten vóór een zekere dood

Toen astrofysicus Michael Foale op 17 mei 1997 de plaats van Linenger innam, waren sporen van de brand nog altijd op de wanden van de Mir te zien. Thuis in Colorado, waar de in Groot-Brittannië geboren astronaut en zijn vrouw Rhonda sinds het begin van de coronavirus-pandemie in isolatie leven, vertelt hij me zijn verhaal.

“De lockdown doet me een beetje denken aan mijn verblijf op het ruimtestation,” grapt hij.

Aanvankelijk vond Foale het niet erg dat hij meer dan vier maanden aan boord van de Mir zou verblijven, ondanks de recente brand. “Ik vond het bizar, maar het probleem was opgelost,” zegt hij. “Ik ging ervan uit dat zoiets nooit weer zou gebeuren.”

In de Mir, waar zich na tien jaar gebruik een grote hoeveelheid instrumenten en ook minder belangrijke spullen hadden opgehoopt, had NASA-astronaut Michael Foale weinig bewegingsruimte. “De Russen wilden niet dat we ook maar iets weggooiden,” zegt hij, “dus we bleven overal spullen opslaan.”

Foale werd astronaut kort na de ramp met de spaceshuttle Challenger, in 1986. “Ik dacht altijd dat de ongelukken tijdens de lancering konden gebeurden,” zegt hij. “Als je eenmaal daarboven bent, is er veel meer kalmte.”

Een maand nadat Foale op de Mir was gearriveerd, werd die kalmte doorbroken.    

Al jarenlang werd de Mir bevoorraad door een reeks onbemande vrachtcapsules, die allemaal de naam Progress droegen, en in de loop van die jaren was de riskante aandokmanoeuvre altijd gelukt dankzij technologie die inmiddels in handen was van de Oekraïense overheid. Maar de krap bij kas zittende Russen wilden de Oekraïners niet betalen en besloten met hun eigen, handmatige aandokmanoeuvre te experimenteren. Daarbij werd niet langer gebruik gemaakt van telemetrie, maar alleen van de scherpe blik waarmee kosmonaut Vasili Tsibljev een videoscherm in de gaten zou houden en van de vaardigheid waarmee hij een paar joysticks zou bedienen.  

Tijdens het testen van de manoeuvre werd Foale naar een patrijspoort in de Spektr gestuurd, de verbindingsmodule van de Mir die als zijn woonruimte en laboratorium diende. Het was zijn taak om met behulp van een lasermeter de snelheid van de naderende Progress te meten.

Foale laat me een schokkerige video zien van wat er vervolgens gebeurde. Zelfs ik kan zien dat de Progress veel te hard op de Mir aanvliegt.

Plotseling schokt het beeld hevig. De Progress was dwars door een cluster van zonnepanelen gevlogen en op de Spektr gebotst. Alarmen gingen af en waarschuwden voor een gevaarlijk snelle daling van de luchtdruk. Foale volgde het protocol, stapte in de Sojoez-capsule en wachtte op de andere bemanningsleden, zodat ze naar de aarde konden terugkeren.

In 1997 botste een bevoorradingscapsule op de Mir, waarbij een gat in de romp van het ruimtestation ontstond. Ook had de aanvaring de zonnepanelen beschadigd die ongeveer de helft van de stroom aan de Mir leverden. Een paar minuten voordat de zuurstofvoorraad was opgebruikt, wist de bemanning het lek te dichten.

Maar toen de Russen niet kwamen opdagen, waagde Foale zich weer in de Mir. Hij zag dat kosmonaut Alexander Lazoetkin probeerde een wirwar van stroomkabels los te schakelen, zodat hij de beschadigde Spektr hermetisch kon afsluiten en de lekkage kon stoppen. Maar deze kabels leverden stroom van de zonnepanelen van de Spektr, die waren geïnstalleerd om de oorspronkelijke maar inefficiënte panelen van de Mir aan te vullen. Met elke kabel die werd losgetrokken, werd de Mir verder afgesneden van de stroomvoorziening.

Terwijl de klok tikte en de lucht ijler werd, bedacht Foale een plan om zichzelf en zijn Russische kameraden te redden.

“Ik zou wachten totdat ze bewusteloos zouden raken,” zegt hij. “En dan wilde ik ze al zwevend de Sojoez in duwen, het luik sluiten en wachten totdat ze weer bij zouden komen.”

Uiteindelijk werd de laatste stroomkabel verbroken. Om te voorkomen dat nog meer kostbare zuurstof naar de lekkende Spektr zou stromen, moest er nog één ding gebeuren: de luchtsluis naar de Spektr moest met een speciaal deksel hermetisch worden afgesloten.

“Maar dat deksel moesten we eerst nog vinden,” herinnert Foale zich. “Het was jaren daarvoor ergens vastgezet. Uiteindelijk vonden we het ding en plaatsten het, waarna het door de zuigkracht op z’n plek werd gehouden.”

De lekkage was voorbij toen er nog zeven minuten aan zuurstof over was.

Toen gingen de lichten uit.

“We hadden de zonnepanelen van de Spektr losgeschakeld en de resterende panelen waren uit positie gedraaid en vingen niet meer genoeg zonlicht op,” vertelt Foale. Hij was geschokt door de naargeestige stilte in de Mir, want het immer aanwezige gezoem van het ventilatiesysteem was verdwenen.

Zonder elektriciteit hielden ook de gyroscopen van de Mir ermee op, waardoor het ruimtestation doelloos door de ruimte begon te tollen. Het was een situatie die zich gedurende het werkzame leven van de Mir veel te vaak zou voordoen, namelijk telkens wanneer de zonnepanelen van het ruimtestation de verkeerde kant op draaiden. Maar omdat de efficiëntere zonnepanelen nu buiten gebruik waren, konden de gyroscopen pas opnieuw worden opgestart als de Mir kon worden gestabiliseerd en zijn oude zonnepanelen weer in de juiste richting wezen.

De Mir tolde inmiddels elke drie minuten éénmaal om zijn as en Foale stelde voor om de draaibeweging met enkele snelle ontstekingen van de stuwraketjes op de Sojoez te vertragen. Na een paar valse starts – waarvan er eentje de draaibeweging zelfs nog versnelde – konden ze de Mir enigszins stabiliseren. De oude, inefficiënte zonnepanelen begonnen weer af en toe stroom te leveren. Na 24 uur, toen de Mir boven Rusland vloog, konden de vluchtleiders in Moskou nieuwe opdrachten aan de stabiliseringsraketjes van de Mir sturen en het ruimtestation tot rust brengen.

Nadat de adrenaline was weggeëbd, kwam de NASA volgens Gutheinz tot haar gebruikelijke conclusie.

“Ze zeiden dat de botsing een geweldig stuk training was geweest,” herinnert hij zich. “En dat ook het verlies van controle over het station een geweldig stuk training was geweest. En de brand ook. Dat was echt verbluffend.”

In de anderhalf jaar daarna zouden nog twee andere Amerikaanse astronauten aan boord van de Mir werken terwijl de VS en Rusland al bezig waren met de bouw van het ISS. Rusland stond erop dat de Mir de kern zou vormen van het nieuwe ruimtestation, maar bond uiteindelijk in. Op 20 november 1998 werd het eerste bouwdeel van het ISS – een in Rusland gebouwd ‘basisblok’ dat sterk deed denken aan dat van de Mir – vanaf het Kosmodroom van Baikonoer in Kazachstan gelanceerd.

Waarom bleef de VS geld steken in de verouderde en steeds gevaarlijker Mir?

“Dat vroeg ik ook aan president Clinton,” zegt Foale. “Ik zei hem dat ik had vernomen dat we dat deden om te voorkomen dat werkloze Russische ingenieurs voor Iran en Noord-Korea zouden gaan werken. Hij zweeg even en zei toen: ‘Wel, dat is een deel van het probleem.’”

Het andere deel was volgens Gutheinz het in stand houden van de illusie dat de Russen evenwaardige partners in het ISS waren. (Mensen leven nu al twintig opeenvolgende jaren in de ruimte.) 

“Over vijftig jaar zullen mensen op deze episode terugkijken en het grote succes van het ISS zien, en dan zullen die NASA-jongens als helden worden gezien,” zegt hij. “Er is tenminste niemand omgekomen.”

In 2001 kwam er een vurig einde aan de ruimte-odyssee van de Mir. Na meerdere vergeefse pogingen om nieuwe eigenaars-gebruikers van de Mir te vinden (waaronder een groep die het station als tv-studio in de ruimte wilde inrichten), legden de Russen zich neer bij het onvermijdelijke. Op 23 maart keerde het ruimtestation in de vorm van stukjes gesmolten metaal naar de aarde terug, met inbegrip van de gitaar. Maar de herinnering aan de Mir leeft voort.

“Het ISS is niet zoveel anders dan de Mir,” zegt Foale, de enige astronaut die aan boord van beide ruimtestations heeft gevlogen. Hij is nog altijd een beetje verbonden aan het ISS, via de International Space School Education Trust. De organisatie sponsort kampweken waar kinderen uit minder bevoorrechte milieus met natuurwetenschappen in aanraking komen door experimenten in de ruimte bedenken; sommige van die experimenten worden ook echt op het ISS uitgevoerd.

“Je kunt heel veel kritiek hebben op de manier waarop de Russen hun ruimtevaartprogramma hebben uitgevoerd,” zegt Foale. “Maar de Russen zouden zeggen: ‘Nou, jullie zijn vijftien jaar geleden een spaceshuttle kwijtgeraakt en wij hebben sindsdien het ISS draaiende gehouden.’ En daar kun je niets tegenin brengen.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com